Wetenschappers hebben een nieuw wapen ontdekt in de strijd tegen diabetes: asperges. Deze groente houdt namelijk de bloedsuikerspiegel onder controle en geeft een boost aan de productie van insuline. Dat hormoon verlaagt het glucosegehalte in het bloed.
Het was een onderzoeksteam van de Universiteit van Karachi in Pakistan die tot deze conclusie kwam na een onderzoek bij ratten. Die werden geïnjecteerd met bepaalde chemische stoffen om een diabetische toestand te creëren, met een laag insulinegehalte en een hoog bloedsuikergehalte.
Daarna werd de helft van de ratten behandeld met een extract uit de aspergeplant. Het ging om kleine en grote dosissen, gedurende 28 dagen. In dezelfde periode kreeg de andere helft van de ratten een bekend medicijn toegediend, namelijk glibenclamide.
Kleine vs. grote dosis
Nadien werden bloedtesten uitgevoerd om de veranderingen in diabetes op te meten. Daaruit bleek dat de lage dosis asperge wel het bloedsuikergehalte deed dalen, maar geen positief effect had op het aanmaken van insuline.
De hoge dosis van het asperge-extract had echter wel beide effecten. Het zorgde ook voor een verhoogde insulineproductie door de alvleesklier, die het hormoon in de bloedbaan vrijlaat.
De bevindingen bevestigen eerdere studies die de voordelen van asperges al in de verf zetten. Zo bleek in 2006 al dat de groente kon leiden tot een 81 procent hogere glucose-opname door de spieren en weefsels van het lichaam.
Epidemie
En dat is goed nieuws, want onlangs bleek nog dat er in België een epidemie van diabetes dreigt. Meer dan 500.000 Belgen lijden momenteel aan de ziekte én het aantal blijft elk jaar stijgen met zo'n 5 procent. Als die trend zich blijft doorzetten, dan zijn er tegen 2030 bijna 1 miljoen diabetespatiënten in België.
Bovendien is de ziekte niet ongevaarlijk. Als type 2 diabetes onbehandeld blijft, kan dat het risico op hartaanvallen, blindheid en amputaties verhogen. Als de ziekte echter in een vroeg stadium ontdekt wordt, kan men het onder controle houden met gezonde voeding en medicatie.
Opvallend is ook dat steeds meer tieners en twintigers te maken krijgen met de aandoening, terwijl het vroeger vooral voorkwam vanaf middelbare leeftijd. Die verandering wordt toegeschreven aan de steeds vettere voeding en de ongezonde levensstijl van jongeren. Kijk ook hier